Ze heeft niets met poëzie, zei hij nog, en nog meer met de jouwe
dan de mijne, voegde hij er aan toe alsof dat

niets ooit groter kon worden tot een beetje, een regel per dag of
alleen voor bij het slapen gaan of misschien

ondersteboven opgezegd met een roos tussen je tanden. Het leek
op die vriend die mij niet las omdat het niet rijmde

en toch met een paar vragen zat, was de Hij in mijn zinnen nu
iemand die hij kende of, en hoe zat het met

die fiets, liet ik die onbeheerd achter in de berm? Het leek ook
op dat interview dat niet doorging, eigenlijk

was de dichter net niet groot genoeg en zeker op het hoofd staande
een beetje vreemd, als ik nu ook bekende dat

er andere kwaliteiten waren die voor de lezer niet jaloersmakend
maar interessant waren? Iets rolde vanzelf uit mijn bloesje.