Terwijl de grootste zachtjes inspreekt dat alles uiteindelijk
goed komt, filmt de ander zijn ruisende en bijna

knakkende boompjes op het balkon onder een flitsende en
natte hemel. Naar de beelden kan ik bijna niet

kijken, zo zeker ben ik van omvervallend en nog niet rijp
fruit, maar de stem ken ik blindelings en dat

‘uiteindelijk’ weet ik. Misschien, zegt een dag daarvoor een
ander familielid, heb ik altijd wel te gemakkelijk

geschreven, in ieder geval misleidend als je voorkennis zou
hebben van bepaalde zaken. Dat is natuurlijk

ongeveer hetzelfde als dat ‘goed komen’. Ik haalde mijn
schouders op en bracht haar de reizen in herinnering

die onze vader slippend maakte terwijl hij nergens naar toe
ging, onze moeder bij voorbaat zwaaiend.