De andere dag zou je bewust een andere afslag nemen terwijl je de
route uit je hoofd kent, er zou geen sprake zijn

van op tijd komen maar ook niet van verdwalen, nog een paar keer
naar links en je zou een lus trekken om dat

stukje toekomst alsof je een ridder was die uit roven ging en zijn bezit
vermeerderde of alsof je over carbonpapier een

figuur natrok maar hem dikker maakte zodat het bijna leek dat je zelf
tekende. Meestal maakte je de dingen kleiner, je

vinger over de rand van de taart, je schaduw over de muur, je hoofd
gebogen, vandaag niet. Opeens leek het

mogelijk dat je durfde en zelfs die overvloed maakte je niet bang, je
zong erbij of riep af en toe heel hard je naam maar

was blij dat niemand het hoorde, het duurde ook maar even en toen was
je weer terug bij het begin en in je eigen ruimte.