De stad is stil vannacht. Alsof alles de adem inhoudt voor dat
ene kind, alsof iedereen aan het bidden is in welke

richting dan ook, alsof iedereen naar de lucht tuurt voor de grote
ster en onder de indruk is van een wonder.

In de ochtend is er wat geknal van rotjes, er hangt wat mist en
de geur van brood en tulband, het is onverwacht

warm alsof we al in de kerk zitten en samen zingen, ik krijg een
sinaasappel en een boekje en de kaarsjes zijn echt,

zacht walmen ze. Het was daarna dat ik voor het eerst koffie
proefde en het kerstbrood van mijn moeder, het

moment dat iedereen bij elkaar was en we in de huiskamer zaten,
niet in de keuken. Reizend zal ik straks

wakker zijn en ergens anders uitkomen, geen stal, de baby groot,
de omstanders luidruchtig waarschijnlijk, en delen wat ik bezit.