Hand in hand liepen we toen nog, langs de lange laan voor
het ziekenhuis, de jassen los, de bladen rood en

onder het begin van een maan in de schemerende lucht, vol
vertrouwen in onszelf, elkaar, het kind, de dokter

met zijn grapjes, en deze boeddha in mijn buik, die de grootste
zou worden, de langste, de gevoeligste, de

zozeer mij gelijkende terwijl zijn krullen en zijn grijns die van
zijn vader waren, zijn afwezige vader wiens hand nu

nog kriebelde in de mijne, op die lange laan die vlak naast
ons waterhuis afboog, met die maan en die rode

bladeren, Goliath had je hem moeten noemen, zei de dokter
later bij de vroegtijdige ontvangst, en ik sliep

weer verder en jij, David, balde kleine vuistjes en sliep weer
verder in de kromming van mijn arm.

 

voor mijn middelste kind, 35 vandaag!