Waar had ik anders kunnen zijn dan thuis? Hij probeerde het
nog, trekken aan een half slapend kind dat geen

zin heeft in school, een liedje zingend, met borden rammelend
en de hagelslag schuddend in het pak. Als het

regende, hoefde niemand bij ons te fietsen; als hij maar niet
toeterde vanaf de hoek of erger, wachtte tot wij

naar binnen gingen. Nog erger, vriendjes meenemen op de
terugweg en de zon allang aan de hemel.

Daar lijkt dit op. Het hoofd schudden bij geen vakantieplannen,
geen enkele bestemming dan het museum in de stad,

geen attracties dan de drie bolletjes ijs in de zaak waar nu de
dochters de moeder vervangen, alleen in huis met

blote benen lopen en de buurman met handgebaren duidelijk
maken hoe de voordeur opent en sluit.