Om de wachttijd te overbruggen, het moment van stilte voor
de bui losbreekt, iemand onderweg nog, de stapel

boeken op tafel geslonken, zoeken we in de kasten naar iets
van verstrooiing en vinden een dunne bundel vol

verleden, vol van hetzelfde wachten. Ook het bladeren is van
hetzelfde. Die wel, die niet, deze hardop, een volgende

bijna zingend, alles zonder publiek. Opstaan om de deur dicht
te doen, het venster, de stekkers uit het stopcontact,

de vingers in de oren. Ver beneden ons een zaag, een auto in
het grasveld en vier mannen die aan een boom

trekken, ons uitzicht versnipperd, een attribuut in het perkje,
bloesem die verstuift, gegrinnik dat omhoog

dwarrelt. In de schoot een ontmoeting met een gelijkgestemde,
een stil protest, wiebelend een medestander.