Huilen doen we nauwelijks meer. Tenzij bij een herhaalde
sprong van Sjoukje Dijkstra op een zwart-wit beeld,

een schrijver in tranen die zijn vrouw bedankt, een meerkoet
met een plastic tasje om zijn hals, zware lijven

in korte broek, een scheef hangende fietser die geen tegenligger
ziet, een ijsje op de tegels. We dachten zo dat we

dat ook geweest waren: die stevige benen in de lucht, die vrouw,
dat lijf en dat niets zien, het ijsje was al op.

Ooit hadden we een vriendelijk vaste lezer waarbij we een oude
Volvo verzonnen met kruimels op de achterbank,

die nu tranen in zijn ogen krijgt van het lachen met mij. Een
eerste lezer lieten we niet toe. We hadden Friese

doorlopers en wellicht te zwakke enkels en kranten onder onze
nek en bukten net op tijd voor de bruggetjes, alle dertien.