Mevrouw W. zat in de tuinkamer toen ze zich opeens herinnerde
waar ze vroeger woonde en ze liep de deur uit, liet

de rollator staan, maakte gebruik van de bankjes onderweg, kreeg
het een weinig koud maar twijfelde geenszins en was

zeker halverwege toen een chauffeur met zon op zijn voorruit
haar schepte en liet liggen, gevolgd door veel

lawaai van sirenes en opgewonden stemmen en toen niets meer.
De parels van haar lichtroze ketting rolden in de goot

en overmorgen zullen ze daar nog als schat bewaard zijn totdat
een overijverige plantsoenenwerker iets ziet glinsteren.

Uit de tuinkamer werd haar rollator meegenomen door de heer
P. die normaal niet zo van roze hield en ook nog dacht

dat hij wel zonder kon maar gewoon hield van de koekjes in het
netje en het laatste hoofdstuk uit haar bibliotheekboek.