Het is alsof we onszelf moeten opladen zoals we dat elke morgen
met het mobieltje doen, ons kontakt met de

buitenwereld, moeizaam het kabeltje in het juiste gaatje, wachten
op het geluidje, alles om ons heen van hetzelfde zwart.

Links en rechts alleen de witte bollen van de straatlantaarns, lucht
die overgaat in grond, onze schaduw in het raam.

Een flard droom, een glaasje sap. Ik houd van zwart/wit, zei S. en
draaide langzaam rond in mijn typestoel zodat hij

alle foto’s aan de wand kon bekijken. Zichzelf zoekend of zijn
mamma en die van mij, al dood zeker? Met potlood

tekende hij ons stripverhaal verder terwijl L. in kleur laag over laag
aanbracht. De kleine kapitein nog in de spookstad,

ook grijs, maar de oma van onze held Zwamneus rood en geel. Ik
zou willen dat ik haar was, zeker zo vroeg in de morgen.