Geen kus te kunnen geven op het koude voorhoofd, niet nog
een laatste keer het lichaam kunnen aanraken, niet

het huilend hoofd buigen tegen het zijne, de hand door het haar,
zelfs niet de ogen kunnen sluiten. Niet het

bewijs te zien van de onmacht, het voorgoed hem moeten missen
zonder hem ooit nog terug te hebben gezien.

Vergeefs staan wachten in de immense kou, mee willen naar
die andere wereld, dat wat je het liefste is, moeten

loslaten. Geen enkele reden voor deze veroordeling, dit geweld,
dit uiteindelijk, tergend, slopen van een mens,

zinloos triomferen. Hoor haar krijsen, hoor hen krijsen, of niet
eens dat, zie geen tranen maar woede,

een zeker weten dat zij hem balsemen in gedachten, de voeten
kussen, die kus alsnog plaatsen, elke dag weer.