Vroeger was er een nulde kerstdag en een derde, een hele week
vol lekkernijen, afspraken, verplichtingen of vrij zijn,

nu is er één moment waarop iedereen op dezelfde plek aanwezig
is en daarna stuiven we weer uit elkaar, het ritme

nauwelijks verlaten. Zoals er toen sneeuw was en gladde wegen
en een nachtdienst die we bijna niet haalden,

een samenzang met heel het dorp en blozen bij het vriendje dat
voor ons zat, het orgelspel van mijn vader. Het

wel gerezen kerstbrood van mijn moeder en nog een overdaad
aan vlees, het gilletje van mijn zusje bij de gevulde

kip, het licht tipsy worden van de slokjes uit de glazen van de
volwassenen, kaarsen die lekten op het pluchen kleed.

Het is weer over hoor, app ik nu de ander geruststellend, maar
zelf mis ik nog alles van toen en iedereen.