Soms speelden we broer en zus of waren we buren, deelden
een geheim, vingers op de monden, vaak ook waren

we niets meer dan kijvende echtgenoten, sloegen om ons heen,
niet bij machte het echte leven te delen, maar

het vaakst waren wij collega’s, wat duwend achter onze tafels,
de opdracht en concentratie hetzelfde. Misschien

ging het erom de definitie te herzien, altijd weer de situatie te
herschrijven, wat zijn we dan nu? Terwijl hij

vecht voor zijn leven in een bed ver van het mijne, kinderen
om de dag om hem heen staan, zijn toestand in een

appje wordt doorgeseind, hoofdschuddende informatie, ben ik
reeds lang ontslagen, uit de familie gezet, verhuisd,

en veel eerder bij het koffieapparaat dan hij. Is er nog nieuws,
zou hij vragen als hij had kunnen praten. Nee, zeg ik.