Er zijn momenten waarop we elkaar nauwelijks kunnen laten
gaan. Straathoeken waarop we elkaars jas grijpen,

het hoofd in de kraag, zoekend, ruikend, ruitjes in de stof, onze
wangen, zakken niet groot genoeg om vier handen

te bergen. Dan omkijken en nog iets roepen of stil terugkijken
tot we verdwijnen en nee, niet dezelfde route nemen,

niet in elkaars passen stappen. Thuiskomen en dan een berichtje
sturen, de foto’s, een samenvatting, een conclusie,

een belofte. Alsof liefde pas echt is als het zichtbaar is. Zo op
elkaar lijken dat we weten hoe het morgen is of

de dag erna en tegelijkertijd het verleden zijn, ons verleden.
En toch nog bang zijn iets te vergeten, iets niet

goed te doen. Zoals dat loslaten bijvoorbeeld. Of die ene straat.
Drie rondjes rond de lantaarnpaal, misschien.