Er was een ochtend dat we stilstonden voor het spoor. De
bomen gesloten, een bord dat zei dat een en

ander buiten gebruik was. Het was een winterochtend, damp
boven de velden, het dorp bedekt door de geur van

de vroege bakker, onze werkplek nog kil, altijd de eersten
voor de koffie. Tegen tienen kwamen de verhalen.

Hoe een meisje haar schooltas tegen de boom had gezet en
haar fiets verderop en toen, even bukkend,

rechtdoor had gelopen. Een meisje uit die damp en met die
broodgeur en van die winter, een meisje dat er nu

niet meer was. Elke ochtend herdachten we haar, we keken
naar rechts en naar links en nog eens naar rechts.

Daarna dronken we zwijgend die eerste koffie, werkten hard,
verzonnen andere verhalen.