En dan is de ochtend weer donker, zijn we de enigen die
het licht dragen en tot ver uitstralen, de stad

wankel nog en wijzelf licht rillend, de vogels krassend en
trappend op het dak. Deze stenen stil nog,

de trappen leeg, de bomen onzichtbaar, in de verte een auto
die start en pruttelend ons verlaat, een voetganger

die blind struikelt over een kinderstepje, een hond die alleen
het park verkent. Dan is de ochtend weer koud,

vlagen wind door het open raam, onheilspellend zelfs, onbekend
wat hij gaat doen in de komende uren, geen regen

maar misschien moeten we voorzichtig zijn, kunnen we nog
terug? Het bed is al opengeslagen, afgekoeld, leeg

gladgestreken, de voeten zijn al koud, de handen bewegen al
over deze toetsen, vormen als vanzelf het licht.