Ik droomde dat ik op de crèche zat, ik was een heel groot
kind en mijn dochter haalde me tussen haar reisjes op.

Ook haar jongste was daar. Hij liep over de tafels naar me
toe en ik wist niet eens zeker of hij het was.

Voortdurend werd ik overvallen door een onzeker gevoel,
een klein verdrietje als een vlek op een

tekening, een natte broek, een geprakte hap. Ook daar moest
ik nog ergens naar toe waar ik niet op tijd zou zijn.

In de uren daarvoor was ik mijn moeder tegengekomen, heel
ergens anders. Ze legde me een breipatroon uit

en bleef tegenover me hetzelfde doen: het wat nerveuze getik
van de pennen. Ik was volwassen, zij van

dezelfde leeftijd. Ze droeg lichtblauw, een kleur die ze nooit
gebruikte en in haar schoot kringelde het breiwerk.