Met de laptop tillend voor mijn buik, zoek ik een plaatsje in
het tehuis waar het rustig is en ik verder kan schrijven.

Ik moet trappen op en af, zodra ik ergens zit gaat er iemand
muziek maken, een discussie starten of heel hard

huilen. Ik herken mijn moeder die naast me komt zitten en
iets uitlegt dat op haar scherm verschijnt. Met

haar puntige nagels tikt ze op de toetsen zoals ze tegen het
raam kon tikken en met de vogels sprak. Even is

er niets veranderd behalve dat zij typen kan en hetzelfde wil
als ik. Tot twee keer toe vertelde ik deze week hoe

ik haar op haar klompjes in de tuin zag, hoe zij geknield het
gras bijhield met een schaartje, ik wist niets nog van

haar kwaliteiten als schrijver. Dan klapt zij het scherm dicht
en wandelt uit mijn beeld, een gang in die ik niet ken.