Het is als in zijn onderkomen: krap, volgestouwd, gezellig
maar onhandig, warm en tegelijkertijd weinig

gastvrij. De deur staat weliswaar open maar het moet zomer
zijn wil je daar langskomen, je een toerist voelen,

rokjes dragen en op blote voeten en bijna blut. De stad is
ondertussen overvol. Een gesprek is als dat

bezoek. Stotend tegen de wanden, tere handen die schatten
oppakken en weer neerzetten, stof blazende wangen,

verkennende bewegingen, lauwe koffie drinkend. Opnieuw
de ruimte metend die je overblijft, denken aan

hoe klein je eigenlijk moet zijn om te passen. Bukken, een
dansje wagen en snel weer gaan zitten. Dat alles

is een belediging voor hem, vanuit de ramen immers is het
uitzicht getekend in pastel, lieflijk en zo dichtbij.