Hij zegt dat hij niet kan opstaan, kijk maar, hij beweegt heus
en probeert een engeltje in de sneeuw, streelt nog wat,

slaapt dan verder. Hij wil gewoon geen nieuwe dag, geen plan,
geen afspraak, geen beweging. Ik ben dan al

halverwege, verzin een versje, fladder rond de ruimte, vang een
verdwaalde vlieg. Als hij een kind was had ik

onderaan de trap staan roepen, herhaaldelijk, maar er is geen
trap en hij is oud, dat zegt hij zelf steeds en ik ga het nu

geloven. Voor hem geen boterhammen met een briefje ertussen
of een beker met glitter erin, niet de fiets al klaar in

de steeg met de rugzak onder de snelbinder. Zo’n ding zakt bij
de eerste bocht al naar beneden. Ik probeer een zoen

maar hij ligt niet in de weg tenslotte. Gewoon de deur zachtjes
sluiten en dan na een paar uur kijken of er nog iets

beweegt.