Ik mis de stemmen van mijn ouders en hun verhalen, zelfs
het piepen van de vlaggenmast en het vermoeid

gebaar waarmee de reusachtige vlag weer werd binnengehaald,
opgevouwen en op zolder gelegd. Ik zou zo graag

willen dat ze eenmaal nog binnen kwamen en mij hier zagen,
terwijl de boomhut uiteraard veel te hoog is voor hen

en we verzinnen hoe een glijbaantje op de terugweg hen kan
helpen, hoe we elkaar vasthouden, haar koud

neusje, zijn woeste haardos, hoe hij zich uitschudt en zij zich
inhoudt. Het oranje taartje door de helft, een

vingerafdruk op het glazuur. Om hem voor me te zien in de
veel te kleine kast in de hals van de boerderij

en haar in de hooiberg van een andere, de meters tussen hen
en die van mezelf voorgoed te overbruggen.