Niets confronterender dan je eigen gezicht in een van de
vierkantjes op het scherm, gebarend en grijnzend,

de bril op of in het haar, zwaaiend terwijl je half nog in het
grote zwart daarnaast hangt, scheef zittend en

veel te begerig alsnog iedereen dezelfde kant op te krijgen.
Bij de een het ontbijt nog op tafel, de pyjama nog

aan, bij de ander de kerstmuts op, Jinglebell wordt frikandel
maar gelukkig kan S. het liedje over baby J.

al keert hij daarbij ons de rug toe. L. wordt zo verlegen van
al die bewegende plaatjes dat hij tegen

zijn moeder hangt en eigenlijk wil ik alleen maar hetzelfde.
Ik pas vast nog onder D.’s bed of ik ga gewoon

mijn jas aantrekken, eigenlijk was het altijd al zo dat een
kadertje mij niet paste en dat geluk evenmin.