Ze had het vallen niet gehoord. Het moest hiernaast zijn
en in het donker van de nacht. Waar kon je

over struikelen als je door gras liep, onder de kastanjebomen,
dwars door de doelpalen van de kinderen, het

bloemenspoor rechts, de flats links? Wat was het dat de
voeten glad maakten en vervolgens het lijf

zodat het tot aan de stoeprand schoof en daar bleef wachten
tot de eerste hond begon te ruiken en duwen en

vervolgens blaffen? Hoeveel regen was er nodig om doorweekt
te raken en koud en blauwig later?

Ze berekende de mogelijke hoogte van een sprong of hoe vanaf
de zee je teruggespoeld kon worden, of dit niet

misschien een vis was met menselijke afmetingen en toevallig
het rokje aan van de buurvrouw op de zesde verdieping.