Blijkbaar heeft hij ze opgespaard, de vaalgroen grijze enveloppen
van het Girokantoor waar geen opdracht meer

in schuilt maar elke keer kleine tekens van genegenheid. Een
gedroogd bloemetje ditmaal, iets wat leek op een

kevertje maar niet meer kroop, een stuiver, een schepje zand van
een ongetwijfeld beroemde plek, een tekening waarop

alleen een grijns en een afdruk van hopelijk wat tuitende lippen.
Op de plaats van het administratiekantoor staat nu

mijn naam en de datum en het geheel verdwijnt niet onder de
fruitschaal maar strooit zich uit over de keukentafel,

vanuit een boogje lijkt het op een vliegtuigje dat neergestort een
kleine missie voltooide en wacht op

een gretig handje, een lijstje, een volgorde in een verzameling,
een niet vergeten van wat bezit ooit deed: een beetje trots.