Tussen je af- en aanmelden zit nog iets. Het meest wezenlijke
van je tocht, het boek in je reistas, het muntje in je

handpalm, de droge zoen nog op je wang, het ‘veel plezier’ of
de lichte vermaning. Van reisgezelschap geen

sprake, koeien in het weiland, schapen te dicht bij het water,
een fietser op een kromme weg. Het traject

in vieren en dan aftellen, tijd nog het haar los te laten en de
veters opnieuw te strikken, de jas dicht, de

lippen glanzend van spuug, het woord geoefend. Met één hand
in de zak voelen of je nog iets bezit, de ene oorbel,

het stukje toiletpapier, twee dropjes. Dan de stem, het geluid
dat tot de hal draagt, keurige trappenhuizen,

een lift met twee openingen, een spiegel die niet beslaat, een
bijna gewichtsloos bestaan, je lijf dat van een ander.