Een vriendelijke lezer laat de zegen van de Heer op me vallen,
ik voel bijna de lange wijde en zwarte mouwen

van een voorganger, terwijl op straat iemand schreeuwt dat je
het zelf moet doen. Twee mannen op de brug

hebben het over consequenties en dat wat er overblijft, een heeft
een muts tot ver over zijn ogen, voorbij holt een

shirtloze man, een nieuwe ijsheilige. Achter in de kassarij begint
iemand te duwen, in een droom zitten zwarte wolven

die grazend in een vrouwenmassa zich tegoed doen, de buurvrouw
heeft haar deur op een kier en zegt dat ze een

slachtoffer is. Het wordt tijd op te staan blijkbaar. De voorganger
blijkt niet eens een gewaad te dragen, het kruis

komt van de muur. De mannen op de brug tikken me op de schouder
en bieden me een mutsje aan, een streepje met pompon.