Dr. Kotz kwamen we tegen in de steegjes achteraf en soms,
heel gedurfd, in het hoekje van een winkelruit.

Op muren hield hij zich het best staande tussen de omcirkelde
A., zwart, of het woord chaos, een van onze

andere voorkeuren. We wisten niet wie van hen dr. was, de
meesten hadden de serieuze uitstraling van

mislukte student derdejaars sociale wetenschappen en kwamen
na een half jaar hoofdstad terug in onze

gangen. Een studie Nederlands was nog populair, een lange leren
jas niet per se moorddadig en haren bij voorkeur

geblondeerd en tegengekamd. Meestal belden de moeders nog
de kroegen af of stond opeens een oudere broer

voor de bar, geintje zei die en proostte met je waarna zigzaggend
en op één fiets in de berm de inhoud van je lef verdween.

 

}
(c) Alja Spaan, Alkmaar, 1983

“Joost had in die tijd gemillimeterd geblondeerd haar en trok met een grote leren postbodejas die tot aan zijn enkels reikte de stad in, vaak gewapend met een dikke zwarte marker om overal waar een stukje muur vrij was zijn signatuur achter te laten: Dr. Kotz.”

uit De langste adem, een leven met Joost Zwagerman, Arielle Veerman, Prometheus, 2020