Gedacht te hebben ooit dat er alle tijd van de wereld was of
juist het omgekeerde, dat tijd geen begrip was,

iets van oude mensen die voorbijgingen, vergeving die niet
geschonken werd en het in bewaring stellen

van begrippen, klokken, geheimen, overblijfselen en de hond
die nooit aansloeg wanneer dat moest. Of

wijsneuzerig beweren dat elke tijd hetzelfde was en net als
de wijn op een bruiloft nooit opraakte of met water

aangelengd nog even goed smaakte terwijl in haast alle wegen
genomen werden, gulzig en onverteerd en ook nog

zonder richting. Alsook die ene scene waarop je al dood in
bed lag en de ouders huilend om je heen stonden,

dat puberaal genoegen van de tijd stopzetten, hetzelfde als dat
ene gedicht te schrijven waarmee je onsterfelijk werd.