Alles dat hij mist legt hij op tafel. Het is een slordige stapel
van liefde, een toren die dreigt om te vallen.

Een beetje de omgekeerde volgorde waarmee hij als kind de
gekleurde blokken door de juiste vorm duwde en

gewoon opgaf als het niet lukte. Waar anderen het nogmaals
proberen of met autootjes, teddyberen en een

vork het patroon proberen te veranderen, rolde hij door de
kamer en viel in slaap tussen de houtblokken

van de haard. Klem zitten, dat is het nu ook. En een duwtje
is niet meer voldoende. We verbouwen het

huis, halen uit de kelder een nieuwe puzzel, halen diep adem
en grijnzen naar elkaar. Het spijt me, zeggen we

en dan bakken we pannenkoeken die hij in zijn geheel naar
binnen schuift zonder te morsen, best knap.