Er is niet veel voor nodig om ja te zeggen, het park in de
ochtend, de verlaten bank, de kranten onder

de billen, een wiebelende koffie in de rechterhand, de telefoon
op de linkerknie, hijgende hondjes rondom.

We zijn bijna te laat om de eersten te zijn, vage figuren laten
zich herkennen, bovendien lijken onze

stemmen op elkaar. Er ligt altijd iets van de vorige dag, een
half opgegeten broodje, een plastic zak, een

trainingsjack verlaten en verlopen, een opgedroogd spoor,
wittig, waarvan de herkomst onduidelijk is.

Het ruikt naar de tuin achter, het omspitten van onze bloemen,
het met de schaar geknipte randje langs het gazon,

alleen de beesten zijn groter. Nog steeds doen we alsof we
niet bang zijn en elkaar heel goed kennen.