Het is bijna alsof het de nieuwe familie is die ik introduceer
in deze provincie, deze stad, mijzelf en voor wie

alle straten nog onbekend zijn maar toch lijken op die in het
andere land. De beide vrouwen aan mijn tafel

schrijven om beurten, stellen hun vragen en leggen mij vast
terwijl ik met mijn vinger over de eerste bladzijde

ga van een dik boek en de namen tegenkom van alle huizen
die ik had, loze ruimten die ik vulde of

open gaten in stegen achteraf. Hoe de bezoekers achterover
tuimelden in het smalle grachtje of

de poezen kwijtraakten in de wirwar van, hoe kinderen speelden
of welke route het snelste was, hoeveel schaduw

de boom op het plein gaf of hoe de schommel op de kermis
losraakte en door het raam vloog, bijna.

(interview voor het Geheugen van Oost)