Of alles goed was, vroegen ze. Ze knikte. Ze zou niet een van
die vrouwen worden die klaagden en zeurden.

Ze vroeg het in retour. Er volgde een verhaal waar ze naar luisterde,
ze stelde vragen, lachte op tijd, bewoog haar

hoofd in de goede richting. Er was eten, ze at keurig, ze raadde
de ingrediënten, de bedoeling, hield een

glaasje wijn in haar rechterhand, bekeek de kunst aan de muren
tegenover. Als het even stil werd, verzon ze

een nieuwe vraag, elke keer net iets sneller dan zij dat konden doen.
Ze hielpen haar in haar jas, gaven een restje mee,

ze droeg het voor zich uit alsof het heel belangrijk was en kieperde
het thuis in de vuilnisbak. Er zat een

kruid in dat haar niet beviel. De wanden waren stil, was hing over
de verwarming, ze rook het kind waar ze

niets over gezegd had.