Je mag best ook, zei hij nog, een beetje reclame maken voor jezelf.
Ik neeg tot overgeven, van alles eigenlijk maar

vooral door een snotterig virus dat uit de kindermondjes steeg, nam
kleine slokjes water maar stond gewoon

iedereen te verkopen: als zij, er zaten een zestig vrouwen voor me
te knikken en twee mannen waren mee, dit boek

en dit, hooghoudend, zouden lezen, kwam alles weer goed. Het leek
sterk op de verhalen die mijn zusje en ik aan

de etenstafel verzonnen, alles om onze mamma op te vrolijken. De
kracht van literatuur, hoorde ik mezelf nog zeggen,

en vrouwenlevens elders en heus, wees ik naar die twee heren, u kunt
meegenieten. De leider van de club ging

na afloop zoenen, niet doen wilde ik nog roepen, en legde een enorm
boeket in mijn fietsmand. Dat gaf ik water terwijl ik sliep.