Mevrouw de B. zegt dat ze al jaren wacht op een woning, ze
wil weer zelfstandig zijn maar ze krijgt de kans niet meer,

laat me je dit vertellen, zegt ze elke keer schel en steekt dan van
wal met een droef verhaal. Mevrouw V. zegt,

onverwacht fel, dat ze nu maar eens ophouden moet, bekijk het
van een andere kant, zo slecht is het hier toch niet

en wijzend op de groep rond hen benadrukt ze de vriendschap
en het vertrouwen dat opgebouwd is. De B.

staart over mij heen naar buiten. Het gaat onweren, zegt ze en
dat is het laatste voor die middag. Ik word er

niet goed van, zegt mevrouw V. mij in vertrouwen, die negatieve
houding. Zelf hoop ik iedere keer dat er geen

enorme huilbui komt, dat ze haar kleren aanlaat en mij de zinnen.
Jij bent in ieder geval droog over, zegt de heer T.