Soms geloof ik dat het niets uitmaakt wat ik voorlees zoals het niet
uitmaakt hoe jong ik ben en of mijn shirtje opkruipt en

de tekeningen op mijn lijf laat zien, de heer T. heeft er twee, of mijn
bril rechtstaat en of ik wel mascara op mijn wimpers

heb. Zo moet ik elke keer weer het wafeltje van de heer B. met een
grapje afslaan, straks verslik ik me nog, en

herhaalt hij zich in het doel van de traktatie, in zijn dressoir moet een
geheime voorraad liggen. Soms is het de eetgroep

van veertig jaar geleden, even hongerig en door elkaar pratend tot
de pan op tafel komt, soms is het mijn familie, mijn

pappa zwaait met de autosleutel, we gaan straks een ritje maken, het
kleed spreidt zich gemakkelijk uit in het weiland,

soms ook zijn het mijn vrienden, zich omhoog hijsend in deze boomhut
en vragend naar de betekenis van de kunst aan mijn wanden.