In de nacht zoek ik een woord in een document dat er ten onrechte
dubbel zou staan maar misschien vergis ik me in het woord

en ik vind het niet. Het is zoals het zoeken naar de letters die L. (6)
nodig heeft om de koelkastdeur te versieren, al probeert hij

ze ook op de prullenbak, er mag geen onzin staan dus vormt hij letterlijk
de inhoud van het apparaat en voegt er steeds en tussen.

Nonsens bestaat niet. Weet je, zegt hij iets na vijven, als hij een kwartier
na zijn broer in mijn bed arriveert, ik heb een plan,

hij legt een Minecraft opstelling uit en over mijn hoofd wisselen ze de
mogelijkheden uit. Daarna zingt hij een liedje, heel zacht

omdat ik steeds schets hoe de onderbuurman zich onder twee kussens en
zijn bed verschuilt voor de overlast. Ik kan het morgen

niet herhalen, zegt hij, ik ken de woorden niet. S. (8) doet de buurman na,
daarna klinkt er buiten kom dan, kom, hier en giechelen we alle drie.