Vroeger zei ik wel eens dat dit niet was wat ik bedoelde, dat ik
eigenlijk iets anders had willen schrijven en dan

zag ik een woord voor me dat wegrende en de zin onbeheerd
achterliet en ik zag een gegiechel in de komma, maar

het was altijd wèl dat wat ik meende en van plan was en waar
we niet onderuit kwamen, in welke vorm dan ook.

Het is zoiets als denken dat er niet genoeg is, niet in huis, niet
in mezelf, niet in de ander en dan toch

overspoeld raken door en heimwee terwijl je nooit reist, leegte
in een vol huis en een zwarte vlek in je ooghoek,

de schaduw van de dode kat, het oeverloze van de zee tussen
ons en de hand trommelend op de tafelrand terwijl je

gisteren nog dacht hoe je eindelijk zou benoemen wat je het
meest vreesde boven al maar dat niet deed.