Van de dichter in het zwarte pak, gouden dasspeld van zijn
grootvader zaliger, jarenlang de schaduw van

elke kunstenaar uit mijn atelier, snel met de pen en nog sneller
met zijn oordeel, is in pyjama en ziekenhuisbed

niet veel meer over. Er volgt zelfs geen gemopper over de
behandeling, de buurman, het eten of

het uitblijven van bezoek en een grapje dat dichter Z., ook
ziek, makkelijk naast hem had kunnen liggen,

pak ook uit en vast zonder nachtkleding, is hij niet gediend.
Natuurlijk niet. Zonder reden herinner ik me opeens

zijn reis naar Sint-Petersburg en de flessen wodka die hij
dronk of de dunne sigaartjes in mijn asbak tot hij

vanonder het laken opeens een ijselijke schreeuw laat gevolgd
door een gegrinnik, hij is nog niet dood.