Een compliment op de vroege morgen, blote voeten in het
park, een hondje in de rozentuin, het brood nog

geurend in de zak, de bakker die vraagt hoe het met schilderen
gaat en zich zomaar de sandwiches herinnert die

ik van zijn overlangs gesneden casinobroden maakte, ik zijn
gymkleding als hij langs zwaaide, mijn huis,

antwoordde ik, ik schilderde alleen mijn muren en nou ja, wat
traptreden, het kastje, mijn broek, terug in die vrije

ruimte en de open atelierdeur, ze schrijft, zegt de vrouw dan
maar, het kamertje boven aan de lange trap,

het briefje dat voor niets aan de deur hing, het hart op de
spiegel van een restje lipstick, gezien worden terwijl

je je verstopt en gelezen dus, dat kun je echt, zegt de vrouw
nog, alsof er een dagelijkse boodschap in me schuilt.