Ook in de nacht gaat het om woorden, woorden verliezen als
de route door een stad, nieuwe woorden als

schreeuwende reclame aan de gevels, wapperende borden bij
open deuren, woedende mensen en een groot

gevoel van verlatenheid terwijl je toch met woorden alles wilt
uitleggen en verklaren, zoeken en vinden.

Wakker worden uit een nachtmerrie waarbij de mond gesnoerd
wordt. Tegen jezelf zeggen ‘rustig maar’ en de

omgeving herkennen als je thuis maar niet helemaal daar zijn.
Het laken gladstrijken, als een klein kind rondkijken,

daar is de tafel, daar staat het zwarte lampje, de glazen schaal
die je eens van vrienden kreeg, de palm, daar is het

raam waardoor de wereld. Je handen openhouden en langzaam
hervinden wat je wilde zeggen, maar tegen wie.