Ze was zoveel meer dan de woorden die ze schreef,
zegt hij, maar zij is dood en haar schriften

staan op zolder en eigenlijk lijkt wat ik weet van haar
helemaal niet op dat meisje op de kaft, peenhaar

en dunne armpjes dus waarschijnlijk heeft hij wel gelijk,
ik bedoel hoe goed ken je eigenlijk iemand en

op hetzelfde moment denk ik dan waarom schrijf je dan
überhaupt en waarom zou iemand het lezen

of hoezo is dat verschil tussen echt en op papier dan zo
groot, en omdat hij blijft kijken naar mij, een

beetje verontschuldigend zijn schouders ophaalt en de
zoldertrap weer ineen schuift en met een zetje

het luik afsluit terwijl ik haar arm nog door het gat zie
en haar wil vasthouden, zegt hij ‘thee?’