De vader van mijn kinderen rijdt taxi en verkeerd, dwars door
een van de nauwe straatjes die hij zich onterecht

herinnert, en naar een optreden in de warme buurt waar – te laat –
niemand meer zit te wachten op ons. Uitstappend

verdwijnen we lopend, hij blijft achter het stuur zitten, de baby’s
passen in een buggy en ik duw, nog achterom kijkend,

stoep op en af. Terwijl we overdag vergaderen, zwijgen we ‘s
nachts, in het licht wegen we kleuren af en schema’s,

bereikbaarheid en noodzaak, alles voor een derde. Hij ontwerpt,
ik test, hij humt, ik ratel, hij denkt na, ik weet het al.

Iets daarvan komt blijkbaar altijd later terug. Waarschijnlijk zit
hij nog achter het stuur en wacht op zijn passagiers.

Pas later herken ik die route en verhoog ik mijn tempo, rokken
bij elkaar, kinderen nog ongeboren, liefde nog intact.