Als voorwerp van toewijding en passie reist het dagboek in de
tas en in de handen van vrouw naar vrouw, stelt

zich voor, knikt maar opent zich niet. En toch past het nauwelijks
meer in de la bij thuiskomst, blijft op de hoek van de

werktafel liggen. Zestien vrouwen en een hondje draaien om
elkaar heen, kijken elkaar aan bij het zich opnieuw

voorstellen, willen allemaal hetzelfde al verwoorden ze het anders.
Het hondje ligt in slaap en languit. Achter het gordijn

kleppert een deur, buiten is het zomers warm. Ik herinner me de
vrouwen van de voorleesgroep, de een kneep de ander

stiekem in de lift, en bij elkaar werden ze een ander als er een man
deelnam, het sjaaltje werd opnieuw gestrikt, de parels

in de strijd gegooid. Maar ook die ene man die zich boog voor
mijn kast en een van de volle boekjes voorzichtig

openvouwde.