Kijk, zegt hij, zie je wel, ik heb mijn best gedaan. Met het puntje
van mijn tong uit mijn mond je geschreven, dat is

veel meer dan dat hartje dat je normaliter krijgt, en het handschrift
is leesbaar, geen domme duim die omhoogsteekt, hoe

vaak krijg je nog echte post. Hij is trots op zichzelf, hij heeft het
jaren geoefend, net zoals het stellen van vragen

voordat hij zijn gram spuit, zijn avonturen aaneen rijgt, de namen
noemt van degenen die, al blijft de volgorde verkeerd.

Wie kwam er ook alweer voor mij en was ik erbij toen hij? Hij
herinnert zich het woord van mijn moeder maar niet

haar stem of haar naam en was mijn vader niet rond de wereld
geweest? Hoeveel kinderen had ik ook alweer?

Maar onomstotelijk is ‘je best doen’ het enige dat we van elkaar
verlangen, verdragen ook. Pure winst na al die jaren.