Achter de redactie zou men een aantal ijverige vrijwilligers
vermoeden die slechts in de pauze met breipennen

of oliebollen in de weer zijn, nooit afgeleid worden door een
sneeuwbal tegen het raam, afwijkende

berichten of koersval, een kachel die tikt en soms uitvalt, een
huilend kind of een belastende mail, met een

schone vinger bladzijden omslaat van alweer een nieuwe en
niet te missen poëziebundel, zucht maar dan van

verlichting, uit de mouw nieuwe series schudt en immer het
goede voorheeft met zijn medemens, voor altijd

geduldig en wat weemoedig; nooit een vrouw alleen met hoge
stapels van bijna omvallende taken, vieze briefjes,

sneeuwrestanten onder de voeten, een druppende afvoer en
steken die van de pen afglijden, gelukkig evenwel.