Mevrouw W. was heel dicht bij gekomen, haar hoofd schuddend,
en had gezegd, stellig beweerd eigenlijk, dat ze nog

nooit ziek was geweest, haar hele leven niet. Ze ging het meteen
afkloppen onder tafel maar deed dat blijkbaar niet

hard genoeg hoewel, misschien was ze inderdaad niet ziek maar
gewoon gestruikeld over een losse veter of

een meisje in de gang, in ieder geval waren mevrouw W. en haar
beweringen opeens zoekgeraakt, in een kist gestopt,

een schriftje en bovenop een heel mooie bloemenkaart met al onze
handtekeningen en zelfs een zonnetje ergens halverwege.

Zou ze haar parels nog dragen en het zachte blauw van haar truitjes
en had ze, net zoals bij mevrouw K., haar bril nog op?

We zijn niet wezen kijken, we zwaaiden bij de deur en hielden onze
jasjes vast, het tochtte en we waren bevattelijk voor kou.