Er stond een vrouw bij de brievenbus die vaag op haar leek.
Een aangesnoerde regenjas, een zonnebril, was

ze toch incognito? Vanuit het raam zag ik haar ingepakte
gestalte, veel zwaarder dan anders, zou ik

zwaaien? Tikken tegen het glas? Ze keek toevallig mijn kant
op, het was haar niet, natuurlijk niet, nooit zou

ze die kleur dragen. Ik zag haar natuurlijk omdat ik haar
mijn werk had gestuurd en zij niet gereageerd

had, ik wachtte vergeefs. Ik zag haar oversteken en aanbellen
en blij zijn en me zelfs tegen zich aandrukken,

de bril afnemen en met twee glanzende ogen me bedanken.
Binnenlaten zou ik haar en vanaf dan zou ze

regelmatig aan mijn tafel zitten, onder de jas een bloemenjurk
tonen en zomers als toen, en lichter worden, elke keer

meer.