Maar ook het voorgaande maakt weinig indruk. Als je de dingen
vergeet, zijn ze er nooit geweest. Weet je, zegt hij,

of, toen en toen en hij begint gewoon opnieuw. Raadselachtig is
het falen, het bewustzijn, het geheugen, net zoals

opeens, zo lijkt het, alle spieren stijf zijn, het opstaan moeilijk,
de afstand onoverbrugbaar, liefde een liedje maar

meer niet. En hij zingt niet eens. Toerist speelt hij, in eigen land,
in zijn eigen vertrekken zoals ik een reisboek maak

van nooit gemaakte tochten, de lijnen gebruik in mijn gezicht of
handpalm, de ogen toegeknepen, mezelf

koelte toewuivend, de voeten hoog. Hij stelt zichzelf nog eens
voor, duwt de boot van de walkant af, nestelt ons

in de verste bocht en zegt iets van geluk te voelen, een lichte
schommeling, een briesje, mij, heel misschien.