Over zijn strekkend lijf, dalend met gepuf, staarde ik naar buiten,
nee, naar hem, zei hij en glimlachte daarbij

vol trots. Het was omdat ik wist dat hij er niet meer zou liggen
en ik alvast bij een volgende was, man, bezoek,

gebeurtenis, seizoen. Het was omdat hij wist dat hij een passant
was, ingenomen met zijn besluitvaardigheid.

Gek genoeg moet ik daaraan denken als een vrouw in het parkje
hiernaast mij vraagt of ik denk dat er een

einde komt aan al het verdriet en pijn. Nee, zeg ik. Dank u, zegt
zij, dat was het goede antwoord. Ik wacht op een

heilsbode, een verfrommeld stuk papier, een code of een vinger
naar boven maar ze loopt door. Omdat ik wist

dat ik gelijk had, leek het grasveld opeens nog groter. Hij sliep
op dezelfde plek waar ik hem achterliet of hij

mij.