Geregel en geritsel, op het juiste moment een woord, een
handeling, niets teveel, precies het goede, daar zijn

en nergens anders. Mensen aan elkaar voorstellen en zelf
de dans ontspringen, de wereld groter maken terwijl

het toeval haar kleiner maakt, behaaglijkheid in de kleine
omtrekken van de boomhut. Iemand slaat

de foto’s in de werkkamer over maar prijst de tegels op het
balkon, de blik opeens op iets anders. Een bui

verwachten en de jas in de tas proppen, niezen van het stof
op oude boeken, de rijmloze vriend hoog in de kast

alsof hij al verdwenen is en niet gisteren nog aan tafel zat.
Een hond die mij begroet, ik die hem negeer,

gesnuffel aan mijn broekspijp, altijd bloot zijn, een naam
horen die bekend klinkt en mezelf horen groeten.